Puberende wiebeltenen

We kijken tegelijkertijd naar de klok. Het is tijd, maar ik wacht, geef haar de tijd om te schakelen. Nonchalant doet ze alsof ze niets gezien heeft en gaat verder op haar telefoon die ingeleverd moet worden. Ze kijkt alsof ze heel hard nadenkt over de oplossing van haar woordspelletje, maar het ligt er zo dik op dat ik weet dat ze tijd aan het rekken is. Ik grinnik in mezelf en zeg haar dat het tijd is. Telefoon inleveren en naar bed. Ze doet alsof ze me niet gehoord heeft, ik steek mijn hand uit en zeg ‘Kom, gaan met die banaan’. Ze geeft de telefoon, zucht theatraal en gooit haar hoofd in haar nek terwijl ze met haar ogen rolt. ‘Puber’ zeg ik. ‘Echt niet!’ roept ze, maar ik zie dat ze het grapje kan hebben en iedereen slaap lekker toewenst.

Ik doe haar prehistorische iPhone in haar laatje, die in de kluis zit en straks op slot gaat en zoals verwacht staat ze te leunen in de deuropening. Ze vraagt of haar telefoon in haar laatje ligt om te controleren of ik haar kostbaarste bezit op de juiste wijze heb opgeborgen. Van alle mooie splinternieuwe i-Phone, Samsungs en i-Pad’s is haar oude i-Phone wel het laatste wat mee genomen zou worden, maar ze is doodsbang dat iemand hem jat. Ik antwoord bevestigend en ga haar voor naar boven, maar ze treuzelt. ‘Kom pubertje’  zeg ik.

Ineens stormt ze langs me heen, rent in volle vaart de trap op en gooit de deur van haar slaapkamer met een klap dicht. Oeps, net te ver gegaan? vraag ik mezelf af. Snel naar boven om de schade te beperken van mijn slechte en soms ongelimiteerde humor. Als ik boven op haar deur klop hoor ik haar roepen: ‘Ik ben er niet!’. Als ik hardop mezelf afvraag waar ze dan toch zou kunnen zijn beveelt ze: ‘Je moet me zoeken in mijn kamer’.

Het is weer zover. Ik grijns. Ik loop haar kamer binnen en zie een grote bult onder de dekens vandaan komen, met haar wiebelende tenen nog onbedekt. Wat een verschil; van hooghartige puber naar kleuter met magisch denken. Ik hoor haar bijna zichzelf afvragen: ben ik nou onzichtbaar of niet? Vandaar de verschrikkelijk slechte verstopplek. Maar ik ben de beroerdste niet, ik speel het spelletje mee. Ik kijk eerst in haar kast, dan achter haar deur en volg de routine verder zoals ik hem gewend ben. Dit spelletje doen we gemiddeld twee keer in de week en ze heeft altijd dezelfde verstopplek, steeds met haar teentjes onder de dekens vandaan uitwippend.

Ik zoek en zoek en hoor ik haar grinniken en haar adem inhouden van spanning. Ik eindig met een vermoeide plof op de stoel naast haar bed en jammer dat ik echt niemand kan vinden. Ik zie haar teentjes wiebelen van plezier. Dan gooit ze het dekbed met een strijdkreet van haar af en met glunderende oogjes kijkt ze toe hoe ik me een hoedje schik. Mijn toneelspel is volledig over de top, ik zou zo mee kunnen doen aan een van de slechtste B-films ooit, maar ze vindt het geweldig. Ze giert, brult en proest van plezier. Ik moet haar weer tot rust manen voordat ze verder kan met haar avondritueel. Na 15 minuten doe ik het licht uit en vlak voordat ik de deur dicht doe, vraagt ze nog snel: ‘morgen weer? ‘.

Verteller/schrijver: Manoek Wouters, begeleider

Reflectie (door Gea Koren)

Samenvatting:
Een begeleider in de gehandicaptenzorg vertelt over een terugkerend avondritueel wanneer het bedtijd is voor een cliënt.

Narratieve reflectie:

  • Wat verrast je?
  • Wat raakt je?
  • Wat herken je vanuit je eigen professie/beroep/werk?
  • Wat inspireert je?
  • Maak jij wel eens gebruik van theater / humor in je werk?
  • Geef eens een voorbeeld?
  • Pakte het die keer goed uit? Weet je wat het was dat werkte?
  • Welk ‘recept’ gebruik jij om humor in jouw werk te brengen?
  • Men neme ……
  • en welk te veel van welke ingrediënten maakt het baksel oneetbaar?

#gehandicaptenzorg #humor